Voorbeeld meerkeuzevragen over Industriële Revolutie

De agrarische revolutie vond plaats in:
a)    1789
b)    de 18e eeuw
c)    1800
d)    de 19e eeuw

De agrarische revolutie was:
a)    een grote verhoging van de graanproductie
b)    het verbouwen van grote hoeveelheden klaver
c)    een verbetering in de landbouw
d)    de overgang van het drieslagstelsel naar het vierslagstelsel

A: Als gevolg van de agrarische revolutie konden er meer monden gevoed
worden.
B: Als gevolg van de agrarische revolutie kon de Europese bevolking in
hoog tempo groeien.
a) Stelling A en stelling B zijn allebei juist
b) Stelling A is juist en stelling B is onjuist
c) Stelling A is onjuist en stelling B is juist
d) Stelling A en stelling B zijn allebei onjuist

A: De agrarische revolutie in Engeland was gunstig voor de Industriële
Revolutie.
B: De aardappel werd in het begin van de 17e eeuw op grote schaal in West-
Europa verbouwd.
a) Stelling A en stelling B zijn allebei juist
b) Stelling A is juist en stelling B is onjuist
c) Stelling A is onjuist en stelling B is juist
d) Stelling A en stelling B zijn allebei onjuist

Na de agrarische revolutie trokken er veel meer mensen naar de steden omdat:
a)    zij veel textiel nodig hadden
b)    er op het platteland geen werk meer was
c)    wonen in een stad veel leuker was
d)    er te weinig voedsel was

Door de agrarische revolutie werd ruilverkaveling noodzakelijk omdat de boeren anders:
a)    een overschot aan graanproducten kregen
b)    geen aardappelen konden verbouwen
c)    de nieuwe werktuigen niet winstgevend zouden kunnen gebruiken
d)    niet voldoende vee konden houden

De bouw van nieuwe steden ontstond door:
a)    de bouw van nieuwe fabrieken
b)    de trek van het platteland naar de steden
c)    het aanwezig zijn van grondstoffen voor de nieuwe fabrieken
d)    het feit dat arbeiders gingen wonen in de buurt van nieuwe fabrieken

De mensheid maakt gebruik van de energiebronnen gas, olie en elektriciteit sinds ruim:
a)    100 jaar
b)    200 jaar
c)    300 jaar
d)    400 jaar

De eerste industriële samenleving ontstond in:
a)    de Verenigde Staten
b)    Engeland
c)    Duitsland
d)    Frankrijk

De bevolking van Europa begon sneller dan tevoren te groeien vanaf de:
a)    17e eeuw
b)    18e eeuw
c)    19e eeuw
d)    16e eeuw

Wat is geen oorzaak van urbanisatie:
a)    in de fabrieken in de steden konden de arbeiders veel geld verdienen
b)    op het platteland was het slechter gesteld met allerlei voorzieningen zoals ziekenhuizen en scholen
c)    door de bevolkingsgroei ontstond er een gebrek aan landbouwgrond
d)    op het platteland waren minder arbeidskrachten nodig door de uitvinding van nieuwe arbeidsbesparende landbouwmachines

Welk van de volgende gevolgen van het toepassen van de lopende band is niet juist?
a)    de productie verliep sneller
b)    de productie werd goedkoper
c)    het werk werd saaier
d)    het werk werd beter betaald

Wat is onjuist over de levensomstandigheden in de steden rond 1850?
a)    het werk was vaak ongezond
b)    vakbonden behartigden de belangen van de arbeiders
c)    de werktijden waren lang
d)    de lonen waren erg laag

Onder arbeidsverdeling verstaan we:
a)    het werk in afzonderlijke handelingen laten uitvoeren
b)    aan de lopende band werken
c)    een nieuwe manier om zaken te produceren
d)    het werk onder de arbeiders verdelen

In veel fabrieken werd eenvoudig werk verricht door kinderen en vrouwen omdat:
a)    zij minder geschoold waren dan mannen
b)    zij geschikter waren voor dit werk dan mannen
c)    zij minder betaald kregen dan mannen
d)    er gewoonweg niet genoeg mannen waren om de machines te bedienen

Welke Nederlandse kunstenaar heeft de slechte omstandigheden, de ellende en armoede van de 19e eeuw op treffende wijze geschilderd?
a)    Rembrandt
b)    Van Gogh
c)    Vermeer
d)    Steen

Wat hoort niet bij de levensomstandigheden op het platteland tijdens de Industriële Revolutie?
a)    de kans om ontslagen te worden was groter dan in de stad
b)    de arbeiders werkten soms lang en hard op het land
c)    het werk was veiliger en gezonder
d)    de arbeiders werkten vaak thuis voor een afwezige koopman

Welke bevolkingsgroep uit de top van de samenleving breidde zijn macht door de industrialisatie sterk uit?
a)    de adel
b)    rijke kooplui
c)    rijke grondbezitters
d)    fabrikanten

Welke bevolkingsgroep nam in aantal sterk toe door de industrialisatie?
a)    landarbeiders
b)    boeren
c)    fabrieksarbeiders
d)    ambachtslieden

De kans om van een lagere in een hogere bevolkingslaag terecht te komen(= sociale mobiliteit) werd onder invloed van de industrialisatie:
a)    moeilijker
b)    makkelijker
c)    onmogelijk
d)    de industrialisatie had hierop totaal geen invloed

Stakingen werden lange tijd verboden door:
a)    werkgevers
b)    werknemers
c)    ondernemers
d)    de overheid

Arbeiders mochten zich organiseren in vakverenigingen vanaf:
a)    begin 18e eeuw
b)    eind 18e eeuw
c)    begin 19e eeuw
d)    eind 19e eeuw

De krant werd aan het einde van de 19e eeuw een typisch massaproduct. Dit feit werd veroorzaakt doordat:
a)    er in die tijd meer moorden en berovingen plaatsvonden dan voor die tijd
b)    veel meer mensen leerden lezen in die tijd
c)    kranten toen goedkoper konden worden geproduceerd
d)    kranten toen begonnen te schrijven over onderwerpen die meer mensen interesseerden

Hieronder volgt een aantal uitspraken over de levensomstandigheden van arbeiders uit het begin van de 19e eeuw.
A: Door het invoeren van de lopende band verloren de arbeiders een groot
deel van het plezier in hun werk.
B: Het fabriekswerk was vaak gevaarlijk en ongezond.
a) Stelling A en stelling B zijn allebei juist
b) Stelling A is juist en stelling B is onjuist
c) Stelling A is onjuist en stelling B is juist
d) Stelling A en stelling B zijn allebei onjuist

A: Vakbonden zorgden voor verbetering van de arbeidsomstandigheden.
B: Zieke of werkloze arbeiders hadden meestal geen inkomsten om van te leven.
a) Stelling A en stelling B zijn allebei juist
b) Stelling A is juist en stelling B is onjuist
c) Stelling A is onjuist en stelling B is juist
d) Stelling A en stelling B zijn allebei onjuist

Terug